Lagere school
In de lagere school komt er extra aandacht voor taal, wetenschap en techniek en zullen sterke leerlingen meer uitgedaagd, en zwakkere leerlingen meer geholpen worden. Er komen ook testen op het einde van de lagere school.
Eerste graad
Er komt een bredere opleiding in het eerste en tweede middelbaar, die leerlingen beter zou moeten voorbereiden op hun uiteindelijke studiekeuze. Die studiekeuze wordt op dertien jaar gebracht voor wie dat wil, al kan je ook wachten met kiezen tot je veertien jaar.

1ste middelbaar:
  • 27 uur gemeenschappelijke vakken, waarbinnen het lespakket voor de sterkere en zwakkere leerlingen hetzelfde is.
  • 5 uur waar de leerlingen zelf vakken kunnen kiezen voor ‘verdieping’. De sterkere leerlingen kunnen deze uren gebruiken om bijvoorbeeld wat voorsprong te nemen in wiskunde, talen of economie. Of ze kunnen een nieuw vak kiezen, Latijn bijvoorbeeld. Diezelfde uren kunnen de zwakkeren dan aanwenden om bij te benen.
  • Geen B-attest meer. Na het eerste jaar zijn er geen B-attesten meer mogelijk. C-attesten zijn dan enkel uitzonderlijk mogelijk, op basis van uitdrukkelijke motivatie. Een A-attest kan verplichte remediëring opleggen in het daaropvolgende jaar.
     
2de middelbaar:
  • Minder uren gemeenschappelijke vakken
  • Meer uren voor verdieping

Tweede en derde graad
Het aantal studierichtingen dat aangeboden wordt (meer dan 300 richtingen die nu bestaan), wordt drastisch gereduceerd, in nauw overleg met de arbeidsmarkt en het hoger onderwijs.

Er komen drie types scholen:

Domeinscholen
  • Scholen die dat willen, kunnen de schotten tussen de verschillende onderwijsniveaus – ASO, TSO en BSO – helemaal opheffen. In de plaats daarvan komen domeinscholen, die zich specialiseren in een specifiek terrein.
  • Voor hen worden vijf mogelijkheden gecreëerd: taal en cultuur, techniek en wetenschap, welzijn en maatschappij, kunst en creatie en tot slot economie en organisatie.
  • Zo’n domeinschool biedt een van die specialisaties aan en richt zich op leerlingen met uiteenlopende mogelijkheden en talenten.
     
Campusscholen
  • Als een school niet meewil in het systeem van domeinscholen, hoeft ze zich niet te specialiseren in een domein, maar wel in het niveau van de studenten.
  • In de praktijk betekent dit dat een school één of meer domeinen kan aanbieden, maar zich enkel richt op leerlingen die willen doorstromen naar hogere studies. Of naar de arbeidsmarkt. Of een tussenvorm. Zo kunnen pure elitescholen ontstaan, of technische scholen, of beroepsscholen (het huidige ASO, TSO en BSO dus).
     
Mengscholen
  • Er zijn ook nog mengvormen.
  • Dat betekent dat een instelling zich als een domeinschool kan opwerpen, maar tegelijkertijd nog eender welke andere richting kan en mag aanbieden. Zo kunnen ze zich specialiseren in techniek en wetenschap, maar tegelijkertijd Latijn-Wiskunde aanbieden. De combinatiemogelijkheden zijn schier eindeloos.

Wordt dit akkoord ook zo uitgevoerd?

Dat is helemaal nog niet zeker, want pas de volgende Vlaamse regering zal dit plan moeten goedkeuren. De bedoeling is dat dit in 2016 gebeurt.

Als de hervorming wordt goedgekeurd zullen er ook nog heel wat overgangsjaren volgen. Het valt dus niet te voorspellen wanneer dit in de praktijk zal omgezet zijn.